Open hofkerk

Onstaan Open Hofkerk burum deel 7

Grof gezegd, kunnen we stellen dat iets minder dan een derde van de aanwezigen zeker kleine luyden waren (arbeiders) en dat iets meer dan een derde tot de boerenstand (landbouwers en gardeniers) behoorde. Iets minder dan een derde hoorde tot de middenstand. Maar deze typering is niet nauwkeurig. We weten bijvoorbeeld niets over hoe rijk of aanzienlijk de aanwezigen waren. Bovendien zijn er nog andere haken en ogen: zo kunnen de bakker en de kastelein ook landbezitter zijn geweest en personeel in dienst hebben gehad, wat destijds nogal eens voor kwam. Toch dwingt de relatief grote aanwezigheid van boeren en middenstanders ons te zeggen dat er geen sprake was van de aanwezigheid van alleen maar de allerarmsten, zoals de historici het vaak willen hebben. Duidelijk is ook dat er geen echte elite als hoge gemeenteambtenaren, notarissen, advocaten, artsen en eventuele onderwijzers aanwezig waren.

In een rapport van het Departement van Eredienst in 1835 wordt een zeer negatief beeld geschetst van de eerste afgescheidenen in Friesland. Het Departement van Eredienst was toen een Ministerie van Godsdienstzaken, een merkwaardig ministerie waarover we gelukkig tegenwoordig niet meer beschikken, ingesteld door koning Willem I. In het rapport wordt voor Burum gesproken van ‘50 Afgescheidenen, waaronder vier lidmaten en vier gegoeden. Overigens uit de heffe des volks’. Algra, De historie, 48. Uit deze laatste zin in het officiële rapport blijkt duidelijk het dédain waarmee door de overheid over de afscheiders werd gesproken. ‘Heffe’ betekent het uitvaagsel, het gepeupel, het ongeletterde janhagel. Deze officiële cijfers verschillen nogal wat van het beeld dat uit mijn eigen analyse van de 48 bezoekers van de eerste dienst naar voren komt.
Het is de vraag hoe betrouwbaar de officiële cijfers zijn. We moeten in ieder geval duidelijk voor ogen houden, dat de rapporteurs voor het Departement van Eredienst er alle belang bij hadden om de meeste leden van de nieuwe kerk zo veel mogelijk te typeren als tweederangs burgers. Zo konden ze het belang van de beweging kleiner maken, dan dat zij in werkelijkheid was. Dat er zo weinig lidmaten over¬gingen, heeft ook te maken met het feit dat de hervormde kerk destijds niet zoveel belijdende leden had. In 1845 had de gemeente van Burum-Munnekezijl 1451 zielen, van wie 120 lidmaat waren, minder dan 10 procent. In veel gemeenten kwam het aantal lidmaten destijds niet uit boven enkele tientallen. Nog in 1880, toen de gemeente naar eigen wens een rechtzinnige predikant kon beroepen, had hervormd Burum amper 40 lidmaten. Ibidem

Het wordt tijd om enkele conclusies te trekken. De vraag die ik aan het begin van mijn betoog heb gesteld was hoe het kan dat juist in Burum de eerste gereformeerde kerk van de provincie Friesland werd gesticht. Het eerste antwoord is dat in dit dorp de meeste in de literatuur genoemde voorwaarden voor een afscheidingsbeweging aanwezig waren. Er was verzet tegen het verplicht zingen van evangelische gezangen, er was tegenstand tegen de gepredikte theologie en er was protest tegen de machtsverhoudingen binnen de kerk. Het fenomeen ‘onterving’ speelde dus ook in Burum een belangrijke rol: er was grote onvrede over de gang van zaken in de hervormde kerk. Die uitte zich door de stichting van conventikels, daling van het kerkbezoek en het massaal bezoeken van ds De Cock in Ulrum. We moeten echter vraagtekens stellen bij de theorie dat het bij de Afscheiding alleen ging om de allerarmste kerkleden. Ook onderzoek in andere plaatsen naar de Afscheiding nuanceert dit beeld. Bijvoorbeeld uit onderzoek in Lioessens is gebleken dat de Afscheiding daar juist werd aangezwengeld door een aanzienlijke familie van grondbezitters.

De meeste voorwaarden die worden genoemd als achtergrond van de Afscheiding zijn dus aanwezig. Maar zij verklaren slechts dat er in Burum een Afscheiding kón plaatsvinden. Ze geven echter niet de verklaring voor het feit dat juist in Burum de eerste Afscheiding van Friesland gebeurde. Om een verklaring voor dit fenomeen te vinden, zullen we een geografisch aspect in ogenschouw moeten nemen. Burum ligt in weliswaar in Friesland, maar is traditioneel, zoals dat heet, ‘nae de Ommelanden toe geleegen’  Ibidem, 34. Het dorp ligt aan de uiterste oostkant van de provincie, in de uiterste oostkant van de ge-meen¬te Kollumerland. De inwoners van dit dorp hadden, en hebben trouwens nog steeds, een sterke gerichtheid op Groningen. Als ze het in Burum hebben over ‘de stad’, dan bedoelen ze niet Leeuwarden, maar Groningen. Deze sterke gerichtheid naar Groningen, deze (om maar een goede Nederlandse uitdrukking te gebruiken) drang nach Osten, is ook duidelijk te horen aan het plaatselijke dialect, waarin niet te missen Groningse invloeden zijn te horen.

Door de sterke banden met de provincie Groningen en het feit dat Burum aan de oostkant grensde aan Zoutkamp,  dat is de gemeente Ulrum, slechts gescheiden door het Reitdiep, was de Afscheiding snel ‘overgewaaid’. Bovendien was de leider van de gereformeerde beweging in Burum – molenaar Hamming – afkomstig uit het Westerkwartier en bevriend met De Cock. We mogen gevoeglijk aannemen dat hij in noordwest Groningen, ook toen hij in Burum woonde en werkte, innige contacten had. En het noordelijk Westerkwartier was het eerste centrum van de Afscheiding.

Wat de afscheiders hebben gedaan, en daarover is het jongste historische onderzoek het eens, is met hun eigenzinnigheid en doorzettingsvermogen een aanzet geven tot de democratisering van Nederland. Tegen de sterke stroom van de heersende liberale elite van die tijd in. Daarin was Burum geen uitzondering. Kerkhistoricus dr. A.J. Rasker verwoordt dat zo:



,,De moderne democratie heeft zich voor

het eerst geopenbaard in de Afscheiding
van 1834…Hier zijn de afgescheidenen
te midden van allerlei vormen van staats-
vergoding de eerste voorlopers der vrij-
heid in de negentiende eeuw.’’


A.J. Rasker, De Nederlandse Hervormde Kerk vanaf 1795 (Kampen, 1986), hoofdstuk 5, 4.


Een aantal mensen heeft erop gewezen dat er nogal wat overeenkomsten bestaan tussen de beweging van de Afscheiding en de ‘democratiseringsbeweging’ van wijlen Pim Fortuyn. We moeten dan even afzien van het geloofsonderwerp dat de Afscheiding behelsde. Fortuyn gaf een stem aan leden van het gewone volk, dat in protest kwam tegen de liberale elite, vertegenwoordigd in het Paarse kabinet. Een regering die wordt verweten dat ze wilde bepalen wat je wel en niet mocht denken, en wat wel of niet redelijk was. Fortuyn organiseerde het protest tegen de ‘denkpolitie’, net als in 1834 de Afscheiding een protest was tegen een denkpolitie: het van bovenaf opleggen door liberaal denkende mensen van het ware, redelijke geloof. Wie zal zeggen of deze vergelijking klopt of dat het klinkklare onzin is? Het geeft ons in ieder geval stof om over na te denken.

Mondelinge mededeling van sociaal-economisch historicus Douwe Kooistra; de typering komt van historicus Schutte.


Copyright © 2021. Protestantse gemeente Burum/Munnekezijl/Warfstermolen

Alle Rechten Voorbehouden.